Eerste grootschalige machinale ontginning van de Nederlandsche Heidemaatschappij, Het Zeijerveld, Gemeente Vries.
Aard en omvang:
Complete heide ontginning (toentertijd woeste grond genoemd), inclusief aankoop van de gronden, maken inrichtingsplan, organisatie van de uitvoering, bouw van de boerderijen, en in pacht uitgeven van de ontginningsboerderijen, inning van de pacht en het beheer van het totale gebied. Omvang 620 ha.
Opdrachtgever:
De heer J.Th.Cremer, rijke ondernemende particulier
Wanneer en duur van het project:
Van 1908-1915.
Wijze van uitvoering:
Zoveel mogelijk machinale ontginning, met behulp van stoomploeg van de firma Ottomeijer uit Steinheim uit Duitsland. Totale oppervlakte mechanisch ontgonnen 357 ha. Op natte delen werd er gediepploegd met paarden en ossenspannen. Daarnaast werden werkzaamheden in handkracht uitgevoerd. In de gehele periode van de aanleg van gemiddeld 50-70 arbeidskrachten aan het werk.
Betrokkenheid van de Nederlandsche Heidemaatschappij.
De totale organisatie van het project. Er werd een plan van ontginning opgesteld voor het totale gebied (zie bijlage). Daarin werd ook de ontsluiting per schip zowel als over de weg betrokken. Ontsluiting per schip (via te graven wijken) was nodig om de aanvoer van o.m. bouwmaterialen mogelijk te maken. De gronden waren als markegronden in bezit van vele eigenaren en stonden bij de drentse boeren niet in hoog aanzien. Het heide gebied bestaande uit arme zandgronden, was o.m. in gebruik als militair oefenterrein, voor de infanterie die in Assen gelegerd was. Het lukte de heidemij de gronden aan te kopen voor een bedrag van f 100,--per ha.
Ook advisering en overleg met de opdrachtgever hoorde uiteraard tot de taak van de Heidemij.. De heer Cremer stond voor ogen via deze grote ontginning zoveel mogelijk boeren de gelegenheid te geven een landbouwbedrijf te pachten. Het gebied bestond uit vrij arme zandgrond. De Heidemij adviseerde op 164 ha, zeer arme zandgrond bos te planten. Maar de heer Cremer wilde ook deze gronden bestemmen voor landbouwbedrijven.
Het was een moderne ontginning, waarbij de boerderijen in grootte variërend van 28-60
ha per advertentie ter pacht werden aangeboden. Dit waren voor die tijd grote bedrijven. Opmerkelijk is dat er geen drentse boeren solliciteerden,( die vonden de gronden te arm), maar dat alle boeren van buiten drenthe kwamen. De hele sollicitatie procedure was in handen van de Heidemij.De uiteindelijke beslissing werd genomen door de heer Jonkheer Mr H.E.E. Roëll, schoonzoon van de heer Cremer en de eerste rentmeester van het gebied.
Aan 14 boeren werden bedrijven in pacht uitgegeven, voor één boerderij (de Cremerhoeve) werd een NV opgericht.
De boerderijen en de andere gebouwen zoals arbeiderswoningen werden ontworpen door architecten van de Heidemij. Toen was er dus al een bouwkundige afdeling.
Zeker in het begin was de Heidemij actief betrokken bij het beheer van het totale gebied. De officiële rentmeester was de heer Roëll, maar die had wel enige ondersteuning nodig.
Op 20 juni 1910, bezocht Z.K.H. Prins Hendrik, beschermheer van de Nederlandsche Heidemaatschappij, het project.
De Heer K. Dilling, hoofdopzichter en later Inspecteur van de Heidemaatschappij had de algemene leiding. Hij schreef er ook een boekje over getiteld “ De ontginning”, het Zeijerveld in Drenthe.
Ontwikkelingen na de aanleg
De begin jaren waren heel spannend. In het begin waren er wisselende graan oogsten door onbekende oorzaken. Wat was er aan de hand? Dat wist niemand. Het werd de ontginningsziekte genoemd. Door min of meer toevallig landbouwkundig onderzoek werd in het begin van de twintiger jaren ontdekt dat het kopergebrek was .Prof J. Elema , Rijkslandbouwleraar in Drenthe en professor in Wageningen heeft een belangrijke bijdrage geleverd om de oorzaak van de ontginningsziekte te vinden. Eén van de boeren, de heer L.J. Klompe was evenals de heer J.Elema lid van de Odd Fellows. Ze zullen vast samen over de ontginningsziekte hebben gepraat.
De pachters kwamen allemaal van buiten drenthe en vaak van klei of zavelgronden. Om de arme zandgronden te verbeteren werd en wordt er veel gebruik gemaakt van compost en wierdengrond. De boeren van het Zeijerveld waren dan ook een goede klant van de VAM( Vuil Afvoer Maatschappij) in Wijster (Drenthe) die in 1929 mede op initiatief van de Heidemaatschappij werd opgericht.
De boeren hadden het in het begin niet gemakkelijk. Van de eerste 15 boeren, waren er al snel 10 boeren die weer vertrokken, omdat ze het niet konden bolwerken op deze arme grond. Om de inkomsten te vergrote waren er diverse boeren die neventaken op zich namen, zoals paardenfokkerij, loonwerk en rundveefokkerij.
De bedrijven zijn nu allemaal in eigendom van de boeren. De boeren hebben zich actief betoond in het maatschappelijk gebeuren, en hebben actief deelgenomen aan het coöperatieve landbouw- bedrijfsleven.
Expositie op de wereldtentoonstelling in Brussel in 1935.
Dat de Heidemaatschappij trots was op dit project blijkt uit het feit dat op de Wereldtentoonstelling in Brussel in 1935 een expositie was ingericht over dit project. Met foto´s van de ontginningswerkzaamheden (stoomploeg) en een maquette van de eerste boerderij, de Juliana Hoeve uit 1909 (1909 het geboortejaar van prinses Juliana.). Ook opmerkelijk dat de Heidemaatschappij een expositie had op deze wereldtentoonstelling.
Tot slot:
In 2007 is er oa.met financiële steun van Arcadis een gedenkboek uitgegeven over het Zeijerveld, met als titel : 100 jaar Zeijerveld, Geschiedenis van een ontginning in Drenthe, 1907-2007. 230 pp.
Het eerste exemplaar is aangeboden aan Jaap van Gelder, directeur Milieu en Ruimte van Arcadis Nederland op 15 maart 2007 in Zeijen.
In dit boek staat een zeer gedetailleerde beschrijving hoe het project tot stand gekomen is, welke pachters er zijn gekomen, en hoe het in de loop van 100 jaar met de boerderijen en het hele gebied is gegaan. Het bovenstaande is een korte samenvatting dit boek.
Assen, 19 november 2012
Lourens Touwen