Voor (de Tweede Wereldoorlog) 1940
In de eerste vijftig jaren van de Nederlandsche Heidemaatschappij waren er nog geen afdelingen die zich specifiek bezig hielden met recreatie projecten. Het bedrijf was bezig met het ontwikkelen van heidegebieden en woeste gronden tot bos- en landbouwgebieden. Maar ook daarbij werden gebieden ontwikkeld die zeker later werden ervaren en gebruikt als mooie landschappen en recreatie gebieden. Een voorbeeld dat nog steeds die functie vervuld is de landschappelijk mooie Loenense Heide bij Loenen op de Veluwe.
Maar vooral ten tijde van de werkverschaffing in de dertiger jaren zijn vele grote en kleine recreatie gebieden en projecten ontwikkeld. Vele kleine zandwinningen in het landschap werden al zodanig vorm gegeven dat ze konden worden gebruikt als recreatieplassen met zandstranden, vooral in het noorden , oosten en zuiden van het land. Mooie voorbeelden zijn de “IJzeren Man” bij Vucht en de Zandplas bij Otterlo, Vooral bij de stedelijke gebieden werden grote recreatie projecten tot stand gebracht als grote stadsparken. Bij Amsterdam werd het “Amsterdamse Bos” aangelegd en bij Nijmegen het “ Goffert Park”. Recreatie gebieden die nog steeds grote faam hebben en op uitstekende wijze hun functie vervullen.
Na 1945.
Na de tweede oorlog was de NHM nauw betrokken met het herstellen van de oorlogsschade uit de oorlog in Nederland. Daarbij was nog niet veel aandacht, tijd en geld beschikbaar voor ontspanning en recreatie. Voedselproductie, woningbouw, infrastructuur en werkgelegenheid hadden de hoogste prioriteit.
Aan het eind van de jaren vijftig begon daar verandering in te komen. De wederopbouw van Nederland was grotendeels voltooid. Andere levensbehoeften, zoals ontspanning en recreatie, kregen steeds meer aandacht.
In de jaren zestig waren vele gemeenten druk bezig met het aanleggen van sportvelden, parken, groenvoorzieningen en openlucht zwembaden. En in heel veel gevallen was de KNHM daarbij betrokken. Bij de openlucht zwembaden had het bedrijf zelfs een marktaandeel van 75%.
Dit betekende dat naast technische deskundigheid ook ontwerp disciplines nodig waren. Architecten, landschapsarchitecten, stedebouwkundigen, verkeersdeskundigen en andere disciplines werden in het personeelsbestand opgenomen. Dit bleek al gauw een zeer goede beslissing.
Steeds meer bleek dat het ontwikkelen van recreatiegebieden een nauwe samenwerking nodig had tussen de stedelijke en de landelijke gebieden. Dat betekende dat er bovengemeentelijke samenwerking moest komen. Ook op landsniveau werd deze noodzaak ingezien. Het begrip recreatie werd onderdeel van het regeringsbeleid. Er kwam een ministerie van Cultuur Recreatie en Maatschappelijk Werk ( CRM ). Recreatieconsulenten werden op landsniveau aangesteld..
Om de bovengemeentelijke samenwerking gestalte te geven werden over heel het land Recreatiegemeenschappen ingesteld. Een Recreatiegemeenschap omvat een aantal gemeenten die een gemeenschappelijk belang hebben bij het uitvoeren van hun recreatiebeleid.
Het ontwerpen en uitvoeren van grote en kleine recreatie projecten nam een grote vlucht. Om deze projecten goed op elkaar af te stemmen lieten de Recreatiegemeenschappen Recreatiebasisplannen opstellen.
Bij het opstellen van veel van deze plannen was de KNHM nauw betrokken. Belangrijke voorbeelden zijn de volgende Recreatiebasisplannen:
- De Veluwe
- Agglomeratie Eindhoven
- Kempenland,
- Twente
- De Achterhoek
- Eemland
- Brusummerheide
Het bedrijf was ook betrokken bij het ontwikkelen van veel kleine en grote recreatieplannen in de gebieden van de Recreatiegemeenschappen.
De grote projecten werden wel “sterprojecten” genoemd en werden meestal ontwikkeld in samenhang met stedelijke gebieden en of grote zandwinningen. Bekende voorbeelden zijn:
- De Beekse Bergen bij Tilburg
- Bussloo in de driehoek Apeldoorn, Deventer, Zutfen
- Rhederlaag bij Arnhem
- Kleine Wielen bij Leeuwarden
- Rutbeek bij Enschede
- Spaarnewoude tussen Amsterdam en Haarlem
- Nulde-Horststrand bij Harderwijk aan het Veluwerandmeer
- Ekkersrijt bij Eindhoven
- Henschotermeer bij Woudenberg
- Brunsummerheide bij Heerlen
In de jaren tachtig ging er een belangrijke impuls uit van het Ministerie van Economische Zaken bij het ontwikkelen van het inkomend toerisme in Nederland. Het totale toeristische product van Nederland werd daarbij onder de loep genomen en per provincie verder uitgewerkt. Daartoe werd voor elke provincie een Toeristisch Recreatief Ontwikkelings Plan opgesteld ( TROP ). Het bedrijf was betrokken bij het opstellen van een TROP voor de provincies: Limburg, Noord Brabant, Zuid Holland, Rijnmond, Utrecht, Flevoland, Groningen en Friesland. Deze activiteiten gaven ondermeer extra stimulans aan de verdere ontwikkeling van De Efteling, Neeltje Jans in het Deltagebied en de watersport in de voormalige Zuiderzeegebieden.
W. A. Dieleman
November 2012.
Auteur Wim Dieleman
Wim Dieleman trad als Wagenings landschapsarchitect in 1957 in dienst bij de “Heidemij” bij de Beplantingsplannendienst. In het begin van de jaren zestig werd deze dienst samen met de Bouwkundige Dienst omgevormd tot de Afdeling Architectuur, waarover hij samen met de heer Heijdelberger de leiding had tot eind jaren zestig. In die tijd vond een grote ontwikkeling plaats op het gebied van recreatie voorzieningen en ruimtelijke ontwikkeling, waartoe ook stedebouwkundigen en sociologen werden aangetrokken.
Vanaf de zeventiger jaren werkte hij afwisselend voor Euroconsult en het Nederlandse bedrijf. Hij was enkele jaren sectorhoofd Ruimtelijke Inrichting Van Adviesbureau Arnhem en stuurde grote toeristische projecten aan voor Euroconsult in onder andere Indonesië, Egypte en Nigerië.
In 1988 maakte hij gebruik van de VUT. Na zijn pensionering in 1994 heeft hij de verworven expertise bij missies voor de PUM (Project Uitzending Managers) gebruikt voor toeristische adviezen in de hele wereld. Ongeveer dertig missies werden uigevoerd tot 2003. w.a.dieleman@hetnet.nl